Enige maanden geleden was
er op het jeugdjournaal een item te zien over jeugdschaken. Het zou erg goed
gaan en de leden zouden toestromen. Beelden waren opgenomen op een toernooi in
Amsterdam.
Maar gaat het wel zo goed
met het jeugdschaken in Nederland? Uiteraard zijn er vast regio’s of steden
waar het jeugdschaken bloeit (naast Amsterdam hoor ik goede verhalen uit
Rotterdam), maar in het algemeen gaat het niet best met het jeugdschaken in den
lande. Het niveau in de breedte gaat op landelijke toernooien achteruit en ook
het deelnemersaantal van bijvoorbeeld het NK rapid in Eindhoven en het ONJK in
Borne is veel minder dan een aantal jaren geleden. Ik hoor vaak verhalen dat
het moeilijker is dan voorheen om zelfs talentvolle jeugdschakertjes van de
school naar een club te krijgen.
De KNSB was uiteraard blij
met deze positieve aandacht, maar het jeugdjournaal had wel wat meer research
mogen plegen.
Natuurlijk moeten de clubs
op lokaal niveau zorgen voor aanwas van beginnende schakers en verzorgen van
schoolschaaklessen alsmede het organiseren van een schoolschaakkampioenschap,
iets waarvoor de KNSB ondersteuning kan verlenen. Over wat er zoal op dit
gebied beter kan in de NOSBO zal ik in een andere column vermelden. Hieronder
een aantal dingen die de laatste 10 jaar bij de KNSB en landelijke toernooien
in negatieve zin zijn veranderd en enige mogelijke verbeterpunten.
Eerst een paar positieve
punten. De KNSB heeft goed ingesprongen op de moderne tijd door
internettoernooien en –trainingen aan te bieden. Ook de jeugdrating wordt vier
keer per jaar vernieuwd. Daarnaast worden nog steeds veel landelijke toernooien
en competities georganiseerd, meestal in samenwerking met lokale of regionale
organisatoren. Bovendien is men bezig
chessity te promoten, waarbij online schaaklessen kunnen worden gevolgd. Helaas is de opzet daarvan heel anders dan de stappenmethode, wat nogal verwarrend werkt. Didactisch kan er nog heel wat verbeterd worden aan deze site.
Maar bij veel van die
toernooien is, zoals gezegd, het kwalitatieve en kwantitatieve niveau van het
deelnemersveld omlaag gegaan. Dat dit gedaald is, is min of meer logisch. Met
minder jeugdschakers neemt het gemiddelde niveau af net als de
deelnemersaantallen.
Toch valt er op veel
toernooien nog wel iets te verbeteren.
De KNSB koos ervoor om
blindelings mee te gaan met de trend door op het NK-rapid ook increament toe te
passen. Omdat er dan elke ronde wel een of twee partijen langer duren dan 2 x
20 minuten, duurt elke ronde dus langer. Gevolg: voor veel spelers langere
pauzes. Daarom werd het toernooi noodgedwongen ingekort met twee ronden.
Hierdoor wordt de geluksfactor voor de ereplaatsen groter, veel kinderen die op
een bekerplaats eindigen, hebben elkaar niet getroffen. Bovendien wordt de
verhouding speel- versus reistijd in negatieve zin gewijzigd, voor spelers die
van ver weg komen kan dit een reden zijn om niet meer mee te doen.
Na afloop van de
prijsuitreiking, die weer verschrikkelijk lang duurde, waren er nauwelijks meer
spelers in de speelzaal aanwezig. Alle overgebleven spelers hadden zo’n beetje
een prijs en zaten op de trap te wachten op de slotfoto.
Dit kan een stuk sneller
door alleen de kampioenen naar voren te roepen. De overige prijswinnaars kunnen
op een centraal punt hun beker ophalen. En als de KNSB ook ophoudt met het
uitreiken van onzinnige bekers voor meisjeskampioenen in categorieën waar heel
weinig meisjes aan meedoen, zijn we ook geholpen. Ook jeugdschakers zijn niet
dom en beseffen heus wel dat zo’n beker in de meeste gevallen niets voorstelt. Stimuleren
van meisjesschaak moet niet op het hoogste podium gebeuren, maar onderin, op
scholen, clubs en regionale toernooitjes.
Zowel bij het
NK-schoolschaak als de jeugdclubcompetitie is er gekozen voor een Zwitsers
systeem, waarbij iedereen meerdere malen een verre reis moet maken. Vaak
doelloos, want als je team op de eerste dag meerdere malen verliest, strijd het
verder nergens om. Gevolg: spelers zijn minder gemotiveerd, veel invallers zijn
nodig en soms moet een team zich tijdelijk terug trekken.
Veel beter is het oude
systeem van poule-knock out. Plaatst een team zich voor het NK en wordt het dan
twee of drie keer verslagen, dan is men op waarde geklopt. Zo’n team hoeft niet
nog 2-3 keer af te reizen voor een paar partijtjes om des keizers baard.
Volgend seizoen een nieuwe kans.
Alleen voor de landelijke
AB-competitie is Zwitsers wel geschikt. De meeste spelers hier hebben wel het
niveau om langere partijen te spelen en bovendien is er een promotie/degradatie
systeem waardoor ook zwakkere teams tot de laatste ronde wel iets hebben om
tegen te strijden.
Iets wat helemaal overhoop
is gehaald het laatste decennium, zijn de landelijke trainingen. Van oudsher
was er een systeem van regionale trainingen voor diverse niveaus en leeftijden,
terwijl de allersterksten en meest talentvolle jeugdspelers centraal in Utrecht
getraind werden. Helaas ging de KNSB mee in het door de toenmalige talentcoach
Yge Visser voorgestelde systeem van veel meer en duurdere trainingen in
kleinere groepjes. Op zich niet verkeerd voor talenten om meer te trainen (dat
werd inderdaad te weinig gedaan), maar door de snelheid en vaagheid waarmee de
nieuwe plannen zouden moeten worden ingevoerd, was er geen draagvlak voor.
Gevolg was dat er veel
meer spelers privé trainingen gingen regelen (dat op zich niet verkeerd is), en
de KNSB het contact met de topspelers verloor. Ook wordt er nu niet meer
geselecteerd. Iedereen met een iets meer dan beginnersniveau mag zich aanmelden
voor de stertrainingen, ook spelers waarvan je weet dat er weinig potentie in
zit.
De KNSB kent wel
talentstatussen toe aan diverse spelers, dit naar rating en leeftijd, maar wat
de spelers precies aan zo’n status hebben, is nauwelijks duidelijk. Pas op heel
hoog niveau verzorgt de KNSB toptraingen.
Ik ben een voorstander van
de terugkeer naar het oude systeem. Op regionaal niveau, of op subregionaal niveau
(bij samenwerking van meerdere regionale bonden) worden spelers tot een jaar of
16 getraind. De regionale jeugdcommissie selecteert hiervoor spelers, na
feedback met de clubtrainers en jeugdleiders.
Vanaf een jaar of 10
kunnen de grootste jeugdtalenten in aanmerking komen voor landelijke training.
Spelers als Eelke de Boer of Jonas Hilwerda krijgen niets van de KNSB en moeten
hun trainingen zelf regelen. Terwijl er vast een stuk of 10 spelers van
hetzelfde niveau bij elkaar te brengen zijn die centraal getraind kunnen
worden. Deze spelers hebben er meestal wel een langere reistijd voor over om
met meer gelijkgestemden training te krijgen. Bij de meeste sporten is het
gebruikelijk dat de meest talentvolle spelers samen trainen, dit werkt niveau verhogend.
Eventueel kan er dan nog een
privé-trainer worden ingeschakeld voor meer individueel gebonden training
(partij-analyse, openingsrepertoire).
Op oudere leeftijd is het
vrijwel onmogelijk om nog trainingspartners in de eigen regio te vinden, dus is
landelijke training noodzakelijk.
Daarnaast zou de KNSB met
een groot aantal talenten kunnen afspreken om gezamenlijk een toernooi te
spelen en dan zorgen voor begeleiding (zoals nu gebeurt bij het chessfestival
in Groningen)
De KNSB kan dan met alle
talenten afspreken dat in ruil voor trainingen op niveau, iedereen meedoet aan
het NK-jeugd. Dit toernooi is de laatste jaren steeds zwakker geworden. Deels
omdat de allerbeste spelers geen zin meer hebben om te spelen tegen zwakke
broeders, deels omdat de kampioen niet meer uitgezonden wordt, tenzij hij/zij een
torenhoge rating heeft.
Ook dat moet natuurlijk
gewijzigd worden.
De stertrainingen worden
dus alleen toegankelijk voor geselecteerde jeugdspelers en daardoor iets
speciaals. Niet meer vrijheid – blijheid. Het stelt in deze vorm weer wat voor.
Minder talentvolle jeugdspelers kunnen desgewenst door regionale bonden
getraind worden.
De afgelopen maanden kwam
ik regelmatig oproepen voor crowdfunding tegen om een reis naar een EK- of
WK-jeugd mogelijk te maken. Een goed initiatief van veel spelers, want de KNSB
is niet draagkrachtig genoeg om voor iedereen zo’n reis te betalen. Ik weet niet
of de KNSB meegeholpen heeft of geadviseerd heeft om zoiets te doen, maar dat
zou de bond wel sieren. Daarnaast zou de KNSB ook iemand in dienst moeten
hebben die de talenten adviseert in het opzetten van een eigen website. Op zo’n
site zouden dan toernooiverslagen kunnen komen, partijen, foto’s e.d. en
natuurlijk worden sponsoren genoemd. Wellicht wordt het dan nog aantrekkelijker
voor de supermarkt om de hoek en de lokale slager om iets te doneren.
De laatste jaren heeft de
KNSB diverse lidmaatschappen ingevoerd. Zo zijn er speelZ-leden,
schoolschaakleden en ratingleden. Erg goed, want voor de toekenning van
subsidie kijkt het NOC/NSF niet naar soorten leden, maar naar het totale
aantal. Helaas is er ook een regel die juist voorkomt dat spelers snel lid
worden van de KNSB.
De KNSB heeft een aantal
jaren geleden de regel ingesteld dat iedereen die aan een regionale voorronde
van een nationaal kampioenschap meedoet, volwaardig KNSB moet zijn. Dat is voor iets oudere jeugdspelers een normale
zaak, maar voor de jongste categorieën zeker niet. Aan de regionale
jeugdkampioenschappen in t/m 10 jaar en jonger deden vroeger veel
schoolschakers mee. Als een van hen dan op een NK-plaats eindigde, werd zo’n
jeugdspeler snel lid gemaakt van een club. Nu doen veel talentvolle spelertjes
niet meer mee aan een regionaal PJK. Slecht voor zo’n toernooi en slecht voor
de KNSB.
Maar misschien is het
allerbelangrijkste knelpunt dat er geen landelijke jeugdcommissie is, een
denktank die het bestuurslid jeugdzaken van advies kan voorzien. Vroeger
bestond deze commissie uit mensen met diverse schaakachtergronden: trainers,
jeugdleiders en een paar vertegenwoordigers van regionale bonden. Nieuwe ideeën
werden in kleine kring voor besproken en gefinetuned. Vervolgens kregen op de
landelijke jeugdleidersvergadering vertegenwoordigers van de regionale bonden
kans om hierop te reageren. Helaas is deze commissie een jaar of zes geleden
afgeschaft, onder het bewind van de vroegere bestuurslid jeugdzaken, Monique
Stam. En ook de jeugdleidersvergadering komt minder frequent bijeen. De meeste
jeugdzaken worden nu weer behandeld op de bondsraad, waar veel
vertegenwoordigers zitten die weinig kaas van het jeugdschaak gegeten hebben.
Vroeger was niet alles
beter, maar betere gestructureerde en democratische besluitvorming wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten