dinsdag 15 november 2011

De rechtszaak

Eindelijk was de grote dag daar. Anderhalf jaar na de aangifte, 2,5 jaar na het gepleegde feit, diende dan eindelijk de rechtszaak. Nadat in april/mei 2009 mijn voormalige werkgever, de SO-ON, lasterlijke dingen over mij op hun website had gezet, heb ik eerst een weerwoord geschreven om de halve en uit hun verband gerukte waarheden en de leugens over mij te weerspreken. In plaats van dit stuk op de site te zetten, zodat mensen het verhaal van beide kanten zouden kunnen zien, mocht men ook hun verhaal van de site schrappen. Beide is niet gebeurd en (uiteraard) kreeg ik nooit een reactie terug.

Na de zomer heb ik aangifte proberen te doen, maar de politie hield mij enige maanden aan het lijntje. Ik moest niet te hard van stapel lopen, vond men, maar eerst moest er maar eens gepraat worden. Dat waren wijze woorden, maar helaas hebben alle agenten waar ik mee gesproken had dit laten versloffen. Daarom in het voorjaar van 2009 dan toch maar aangifte gedaan wegens smaad en laster.

Enige weken na mijn aangifte deed de SO-ON ook aangifte tegen mij. Ik zou geldbedragen hebben verduisterd. Een beetje vreemd dat men dit pas 1,5 jaar na het gepleegde feit deed, een aanwijzing dat men handelde uit wraak.

Vele manuren zijn in deze aangiftes gestoken. Drie bestuursleden zijn door de politie verhoord, en ik natuurlijk ook. Een schikkingsvoorstel van 250 euro werd door iedereen (behalve een bestuurslid) verworpen, waardoor er uiteindelijk een rechtszaak kwam. Beide aangiftes, die natuurlijk verband hielden met elkaar, werden samen gevoegd, maar wel apart, direct na elkaar, behandeld.

Ik was als eerste aan de beurt. Wel grappig om een rechtszaal binnen te komen. De publieke tribune zat voor met eerstejaars rechtensturdenten en bovendien waren er twee journalisten aanwezig. De officier vond dat ik geen eigen rechter mocht spelen. Weliswaar had ik recht op mijn salaris en spaarloon, maar toen dit niet werd overgemaakt door het bestuur, nadat ik de bevoegdheid over de rekening was kwijtgeraakt (zonder enig overleg), had ik het niet zelf via overschrijvingsformulieren dit op mijn rekening moeten storten.
Wel eiste ze vrijspraak voor aanschaf van de laptop. Op het moment dat ik de laptop kocht (nodig voor allerlei werkzaamheden buiten het kantoor) had ik nog de bevoegdheid over de rekening.
De rechter ging hierin mee. Ook in het verleden had ik als dat nodig was een laptop gekocht. Wel vond hij dat ik geen eigen rechter had mogen spelen. Hij verklaarde mij schuldig, maar legde geen straf op.

Daarna diende de smaadzaak. Jan Hollander en Bernard Bontjer waren namens de SO-ON aanwezig. Nieuw was voor mij dat deze stichting nog steeds bestaat, ondanks het feit dat de site uit de lucht is (al ongeveer 1,5 jaar). Hollander zei zich te verdedigen tegen een door mij verstuurde mail waarin ik waarschuwde om niet met zijn persoon samen te werken. Maar in het verweerschrijft van hem en het stuk van het bestuur over de redenen van mijn ontslag verdedigde zich niet alleen tegen de door mij genoemde dingen, maar sloeg men ook terug (woorden officier en recher). Men beweerde o.a. dat ik de SO-ON voor duizenden euro's schade had toegebracht, betichtte mij van omkoping omdat een bedrijf in prijzen mijn verjaardagstoernooi betaald zou hebben en dat ik de laptop voor eigen doeleinden aangeschaft zou hebben.

Hollander moest herhaaldelijk tot de orde geroepen worden door de rechter. Hij was zeer breedsprakig en wijdde herhaaldelijk uit naar dingen die niets met de vragen van de rechter of de kern van de zaak te maken hadden.

Uiteindelijk werd het bestuur schuldig bevonden maar ook zij kreeg geen straf.  De rechter kon zich goed voorstellen dat men niet anders kon dan het internet gebruiken als medium tegen allerlei geruchten die de ronde deden.

Het was jammer dat Hollander zich tijdens de rechtszitting opnieuw genoodzaakt zag allerlei leugens te bezigen. Hij hield een heel verhaal over de sponsor van mijn verjaardagstoernooi. In werkelijkheid heeft medaillehuis Suurd slechts 12 T-shirts voor het toernooi geleverd. De prijzen, eten, zaalhuur en publiciteit heb ik allemaal uit eigen zak betaald. Dat de SO-ON de laatste tijd slecht boerde was overduidelijk. De vermogenspositie ging zienderogend achteruit: subsidies werden verminderd, en de inkomsten uit schaaklessen liepen ook langzamerhand terug. Dit terwijl de uitgaven voor het talentcentrum gelijk bleven en de dagelijkse kosten (b.v. huur) bleven stijgen. Om mij, slechts uitvoerend medewerker, daarvan de schuld te geven, getuigt niet van veel realiteitszin. Het bestuur blijft uiteindelijk verantwoordelijk.
Het heeft me dan ook niet verbaasd dat spoedig nadat ik wegging bij de SO-ON, de stichting weinig tot niets meer deed en inmiddels een slapend bestaan leidt.